Geschiedenis van Glimmen: vruchtbare grond en strategisch belang
Trechterbekervolk
Glimmen, een dorp op de Hondsrug aan de Drentsche Aa. Het oudste document waar de naam van het dorp in staat, dateert van 1160. Toch bestaat er al veel langer een vorm van permanente bewoning in het gebied rond Glimmen. Er zijn sporen gevonden van rond 3400 voor Christus. Het was voor het trechterbekervolk een aantrekkelijk gebied om hun extensieve landbouw te bedrijven. Hoog gelegen goed doorlaatbare zandgrond en water van de Drentsche Aa in de directe omgeving. In het gebied tussen de Glimmer Brink en het huis te Glimmen zijn talrijke vondsten gedaan. De bewoners van die periode trokken vaak verder als de grond arm werd. Rond 2500 vC kwam het standvoetbekervolk, dit volk waren veehouders. Deze branden ook stukken bos af net als hun voorouders maar nu op veel grotere schaal.
In de tijd van het trechterbekervolk was de Drentsche Aa veel breder. Het gebied in Glimmen langs de snelweg A28 waar de madelanden bij de Aa zijn getrokken, doet hieraan denken. De vroege bewoners gebruikten de Drentsche Aa ook om te vissen en te jagen. Potklei komt in Glimmen aan de oppervlakte voor. Hier maakten de vroege bewoners hun bekende potten van. Het trechterbekervolk is vooral bekend om hun hunebedden. De hunebedbouwers begroeven hierin hun doden. Ook in de directe omgeving van Glimmen komen hunebedden voor. In Noordlaren (G1) is er nog één intact en te bezichtigen. Verder weten we waar drie hebben gelegen. Op enige afstand van waar de hunnebedbouwers waarschijnlijk woonden op de huidige Glimmer es (vlak achter het huidige Appelbergen) waren er twee (G2 en G3). De grootste had een vloerlengte van elf Meter. Bij opgravingen in 1969 en 1970 werden veel scherven aangetroffen van trechterbekerpotten, speerpunten en 50 barnsteen (uit het gebied van de Oostzee) kralen. Waarschijnlijk is deze hunebed in de 10e of 11e eeuw gesloopt/verwoest. Ook op de Onner es zijn de restanten van een hunebed (G4) gevonden. De Huidige Hoge Hereweg stamt uit die tijd en verbindt de verschillende grafheuvels en hunebedden. De hunebedden werden gesloopt voor hun stenen en vermoedelijk om de graven te roven. De stenen zijn o.a gebruikt in de verschillende versterkingen / kastelen die rond Glimmen stonden. De hunebedbouwers kenden nog geen manier van bemesten en trokken na meerdere generaties vaak weer verder.
Klokbekercultuur
Van bewoners rond 2000 voor Christus (klokbekercultuur) is in Glimmen een grafheuvel met een hurkgraf gevonden. Ook is er een grafheuvel van rond 1200 vC en 900 vC gevonden. Professor van Griffen heeft deze heuvels opgegraven en onderzocht. In de vroege ijzertijd 400 VC raakte het gebied ontvolkt. De grond was arm geworden en de groepen bewoners trokken naar de Groninger kleistreken. Daar was de grond veel vruchtbaarder. De akkers veranderden weer in bos.
5e Eeuw
Rond 600 werd Glimmen opnieuw bewoond. Het was een zware tijd waar vele volken in Europa op rooftocht rondtrokken. Vikingen, Friezen en Saksen hebben allemaal in onze omgevingen geroofd. De Aa werd bevaren voor vervoer, later ook voor transport want er werd handel gedreven met deze volken. Rond de 9e eeuw kwamen predikanten ook over de Aa. Zij vertelden over één god. De toenmalige boeren hadden een systeem met meerdere goden. Het gebied kreeg een meer bestuurlijk karakter en er moesten schenkingen worden gedaan aan het klooster waar het gebied onder viel. De gevraagde goederen werden via Groningen wat toen nog een kleine nederzetting was doorgestuurd. . In de periode na het jaar 1000 valt het gebied onder de bisschop van Utrecht, welke weer toehoort aan het abt van Werden of de bisschop van Munster.
1226 kasteel Glimme verwoest
De stad Groningen werd een welvarende stad en groeide sterk. De Gelkingen, een partij georganiseerde rijke burgers in de stad Groningen komen met steun van Rudolf de burggraaf van Coevorden, in opstand tegen de prefect van de Utrechtse bisschop; Egbert van Groenenberg. De eerste onenigheden tussen Rudolf en Egbert waren er al in 1215 en nu de Gelkingen zich ontworstelden aan de macht van prefect Egbert zag Rudolf zijn kans schoon om zich het burggraafschap van Groningen toe te eigenen. Hij verwoest het kasteel Glimme bij de zuidelijke voorde bij de Groninger Punt in 1226 en verjaagt Egbert van Groenenberg naar Friesland.
Glimmen en Noordlaren onder rechtsgebied stad
De stad Groningen bleef groeien en bracht meer gebieden onder haar macht. Vanaf 1344 vallen Glimmen en Noordlaren onder het rechtsgebied van de stad Groningen. Groningen roept zichzelf uit tot rijksvrije stad en krijgt hierover een conflict met de bisschop van Utrecht; Frederik van Blankenheim. Hij slaat in 1400 een kortdurend beleg voor de stad. Deze militaire actie staat in de historie bekend als de Groninger oorlog. Door de unieke ligging van Glimmen aan de zuidkant van Groningen tussen de Aa en Hunze met een veengebied die deze twee verbond, was het gebied van strategische waarde. Daarom bouwde Blankenheim op de plaats waar je dit veengebied kon oversteken (Hondsrug) een kasteel: Blankeborg ook wel Blankeweer genoemd (Zuidlaarderweg tussen Glimmen en Noordlaren zie kaart). Ook bouwde hij een kasteel bij de noordelijke voorde (doorwaadbare plek) bij de Drentsche Aa, namelijk Blankenvoorde. Na zes jaar volgt er een bestand. De bisschop liet de versterkingen in Glimmen intact om na het opbreken van het beleg te dienen om de toegangsroutes naar Groningen te kunnen blokkeren, om zodoende strooptochten van de Groningers in Drenthe te voorkomen . Het duurde tot 1516 dat de Groningers de kastelen innamen. Het grensgebied tussen Groningen en Drenthe wordt in de Middeleeuwen gemarkeerd door wederzijdse versterkingen. Ook de namen Weerdenbras (Glimme?) en Nutspete worden in dit verband genoemd. Er wordt in verschillende literatuur ook gesproken over nog een kasteel waar later het huis te Glimmen mogelijk op is gebouwd. Ook in de eeuwen die hierop volgden was de omgeving van Glimmen vaak de frontlinie van de verschillende conflicten die de stad Groningen met onder andere Utrecht, Coevorden en Munster had.
Boermarke
Glimmen ontwikkelde zich in die tijd tot een Boermarke gemeenschap. Net zoals veel andere dorpen in Noord-Drenthe.
Huis te Glimmen
In de 13e eeuw stond op de locatie van het huis te Glimmen een huis. In het relatief onrustige gebied Glimmen was het logisch om een
versterkt huis te bouwen wat niet eenvoudig geplunderd kon worden. In de eeuwen die hierop volgden werd het versterkte huis ook nog omgracht. Het huis is vermoedelijk toch verwoest en in de 16e eeuw opnieuw gebouwd zoals we het nu nog kennen. In 1560 woonden jonker Johan Valcke thoe Glimmen en zijn echtgenote Ewele Meckena von Meckenaborg op het huis.
Het huis heeft een oprijlaan van 700 meter naar de Rijksstraatweg en is in privébezit. Op het landgoed staan enkele boerderijen. Bij “het huis” staan een schathuis en een koetshuis. Vanaf 1600 wisselde het huis vaak van eigenaar. In 1806 werd door de familie Jullens ten Berge de toenmalige bewoners van het huis te Glimmen op de splitsing Hoge Hereweg en Rijksstraatweg Huize Weltevreden gebouwd. De voorgevel vertoont veel overeenkomsten met het huis te Glimmen en is naar haar voorbeeld gebouwd.